Het tweede lot viel op de stam Simeon. Het grondgebied dat aan de families van deze stam werd toegewezen, lag binnen het gebied van Juda. Het omvatte Berseba, Sema, Molada, Chasar-Sual, Bala, Esem, Eltolad, Betul, Chorma, Siklag, Bet-Hammarkabot, Chasar-Susa, Bet-Lebaot en Saruchen. Dertien steden met de omliggende dorpen. En verder Aïn, Rimmon, Eter en Asan. Vier steden met de omliggende dorpen. De dorpen rond al deze steden reikten helemaal tot aan Baälat-Beër en Ramat-Negev.
Dit was het gebied dat toebehoorde aan de families van de stam Simeon. Het vormde een afgescheiden deel van het gebied van Juda, dat voor die stam te groot was. Daarom kreeg Simeon een gebied binnen dat van Juda.